Effectief samenwerken vraagt een sterke interventielogica

‘Geldverspilling in jeugdzorg komt door verkeerde aanpak probleemgezin’, betoogt Peter Cuyvers in de Volkskrant van 16 maart 2021. In opdracht van het Ministerie van Justitie onderzocht hij de kosten voor multiprobleemgezinnen in een middelgrote gemeente. De conclusies zijn niet mals: aan iets minder dan 700 huishoudens is de afgelopen vier jaar 100 miljoen euro uitgegeven vanuit het sociaal domein. Vaak zonder dat de problemen verminderen. Er is bovendien een enorme overlap tussen huishoudens die gestapelde dienstverlening ontvangen én huishoudens die bekend zijn in de veiligheidsketen. Als oorzaak hiervoor wordt vaak gewezen op inefficiënte moederorganisaties, die gedreven worden door eigenbelang, een gebrek aan regie en doorzettingsmacht, en een focus op risicobeheersing in plaats van op herstel. 

Ik denk dat er iets anders aan de hand is. Professionals en organisaties handelen allemaal vanuit een ander mensbeeld. Ze hebben allemaal hun eigen overtuigingen over oorzaken en gevolgen in hun interventies. Wat beter kan, is een goede analyse van wat een cliënt nu eigenlijk zegt over zichzelf, welke causaliteit diegene ervaart en waarnaar diegene dus handelt (diens actorschap). De strategie van een scherpschutter in plaats van een jager die met hagel schiet.

Het verhaal van Jeffrey

Jeffrey is 22. Hij heeft geen startkwalificatie, zit niet op school, heeft geen werk en ook geen uitkering. Hij krijgt bezoek van een wijkteam medewerker. ‘Een paar dagen geleden stond die man opeens voor m’n deur. Hij zei dat hij een briefje had gestuurd, maar dat heb ik nooit gezien. Hij ging allemaal vragen stellen, over vroeger, waar ik mee bezig ben, hoe het nu verder moet en dat soort dingen.

Ik zei hem dat ik helemaal geen zin in school heb. Ik ben nu 22. Ik wil werken en met muziek bezig zijn. Toen ik 15 was ben ik van school gegaan. Ze vonden toen dat ik naar een school moest voor mensen met gedragsproblemen. Dat heb ik niet gedaan; mijn ouders hebben me toen naar familie in de Dominicaanse Republiek gestuurd. Daar ging ik een beetje mijn eigen gang. Ik ben wel hier geboren, maar ik ben in mijn leven steeds weer een tijdje daar en dan weer hier geweest. Mijn ouders zijn gescheiden. Als mijn vader werk had, woonde ik bij mijn moeder. En als mijn moeder dan weer werk had, ging ik bij mijn vader wonen. 

Tussen mijn tiende en vijftiende jaar woonde ik in Nederland. Toen ik op mijn zeventiende weer terugkwam naar Nederland ging ik naar een mbo-1 opleiding. Maar ik wilde liever werken. Ik ging toen bij een sapfabriek werken. Maar daar werd ik heel moe van en ik kreeg maar 50 euro per week. Dat was veel te weinig! Jongens in mijn wijk reden in een dikke Mercedes rond. Bij mij in de wijk ken ik bijna niemand die gewoon een baan heeft. Wij krijgen gewoon de kans niet; er wordt met twee maten gemeten. Ik ging toen ook een beetje in drugs handelen; ik kende genoeg jongens op straat en in de Dominicaanse Republiek had ik al een beetje geleerd hoe dat werkte. Je moet iemand van je woord zijn. Maar na twee jaar werd ik opgepakt. Ik had gelukkig maar weinig bij me, dus ik hoefde maar twee dagen in een politiecel, maar ik was wel heel erg geschrokken. Ik voelde me de hele tijd in de gaten gehouden. Ik zag: of je wordt een keer opgepakt, of je wordt doodgemarteld. Het is gewoon niet echt een fijn gevoel. Je doet het om te overleven. 

Ik dacht: ik ga een uitkering nemen, beetje rustig. Als ik mijn uitkering heb, heb ik toch te eten en ik hoef niet achterom te kijken. Maar ik kreeg niet zomaar een uitkering. En dan denk je aan McDonalds en Praxis en zo – daar zit zekerheid in – en dan ga je aan school denken. Dus toen ben ik toch weer naar school gegaan. Ik heb een tijdje begeleid gewoond, maar dat ging niet zo goed. Daarom woon ik weer bij mijn moeder. 

Ik heb kort bij een paprikateler gewerkt, maar daar werd ik ontslagen omdat ik te langzaam werkte. Maar in school heb ik ook geen zin meer. Ik ben een beetje met muziek bezig, af en toe draai ik op party’s. Ik ken veel muziek, ook uit Zuid-Amerika, die ze hier nog niet kennen; dan gaat iedereen los! Daar verdien ik niet zoveel mee, maar daar zou ik graag mee over de wereld toeren. Zoals Armin van Buren. Verder zie ik af en toe jongens die ik op straat ken, maar ik weet niet hoe het nou verder moet. Dat vertelde ik die man allemaal. Ja, ik heb niet gezegd dat ik drugs handelde, hoor. Ik vroeg hem of hij mijn manager kon worden, om optredens voor me te regelen.’

Jeffrey door de ogen van professionals

Eropaf, terug naar de bedoeling, doen wat nodig is, integraal maatwerk. Dat klinkt simpel, maar dat is het natuurlijk niet. Want hoe je naar zo’n verhaal luistert, wordt gekleurd door de organisatie waarvoor, en het kader waarin, je werkt. Uit het verhaal van Jeffrey valt af te leiden dat er al heel wat professionals met hem bezig zijn geweest; vanuit het onderwijs, politie en justitie, gemeentelijke en landelijke overheid en de zorg. De één wil meer weten over zijn leerbaarheid en kijken of hij terug naar school kan (kwalificatieplicht). De ander wil weten hoe het zit met zijn werktempo, arbeidsbeperkingen en loonwaarde (participatiewet). Weer een ander wil weten hoe het zit met zijn zelfredzaamheid, zijn sociale netwerk en ondersteuningsbehoefte (wmo). En natuurlijk zijn we allemaal bezorgd over zijn criminele activiteiten, willen we weten hoe vaak en waarvoor hij in aanraking is gekomen met justitie, of hij terug naar school of werk wil en of hij een VOG kan krijgen.

De één denkt dat we Jeffrey vooral kansen moeten bieden, de ander dat we aan zijn competenties moeten werken. Weer een ander vindt dat we iets moeten doen met zijn dj-ambities. Of moeten we hem gewoon eens vertellen hoe de wereld werkt en hem strak bij de hand nemen? Binnen de kortste keren zitten we met een kakafonie aan ideeën en invalshoeken: een schot hagel.

Integraal maatwerk gaat over mensen, niet over situaties

Elke interventie heeft veronderstellingen over causaliteit: ‘Als ik hem iets leer, kan hij het daarna zelf’; of ‘Als ik een baan voor hem vind, kan hij voor zichzelf zorgen’; of ‘Als ik zijn situatie normaliseer, kan hij daarna weer verder’; of ‘Als we nou aansluiten bij wat hij wél wil, gaat hij daarna als een speer’. Al die redeneringen kloppen wel eens, geen enkele klopt altijd. Dat weten we natuurlijk allemaal wel, maar we zijn geneigd om optimistisch te kijken naar ons eigen handelen en mensen als maakbaar te beschouwen. Realistischer is het om aan te sluiten bij hoe iemand op dit moment feitelijk in het leven staat. Een methodische aanpak begint daarom bij de mens, niet bij de situatie (Wampold & Imel, 2015)

Wat het probleem ook is, het kan altijd op minimaal vier verschillende manieren opgelost worden (Spies e.a. 2016). Of het nou gaat om omgaan met autisme, schulden, werkloosheid of huiselijk geweld. Wordt de aanvliegroute kansen, competenties, sturing, of ondernemen? Heeft iemand een salesmanager, een leraar, een ouder-figuur of een ondernemende incubator nodig? Wat iemand over zichzelf (zijn actorschap) zegt, is belangrijker dan het in kaart brengen van de situatie. Eerst moet het type causaliteit (actie-reactie) worden gevonden dat hier waarschijnlijk gaat werken. De situatie is vervolgens een leercontext, een regel-kwestie, of irrelevant. De hoe-vraag is belangrijker dan de wat-vraag, afgezien van crisissituaties natuurlijk. Dat is waar veel integrale samenwerking op misloopt: iemand heeft een salesmanager nodig en krijgt een leraar; of iemand heeft een ouder-figuur nodig die hem bij de hand neemt, maar krijgt een co-creator. Die mismatches leiden tot allerlei onbedoelde gevolgen, ineffectiviteit en budgetoverschrijdingen. Dat snijdt dwars door alle professies en functies heen. 

Terug naar Jeffrey

Wat zegt Jeffrey eigenlijk over zichzelf? Hoe ziet zijn actorschap eruit? Hij praat alsof hij in control is, maar onder die buitenkant lijkt het leven hem vooral te overkomen. Als we het kernachtig proberen samen te vatten, wil hij er graag bij horen, klaagt hij over achterstelling, probeert hij van alles maar wordt niks een succes, heeft hij geen zin meer in leren, is een criminele carrière hem te eng, en zou hij een manager willen hebben die werk voor hem regelt als dj. Hij lijkt zich overvraagd te voelen door alle keuzes die hij in zijn leven moet maken. In een soort overlevingsmodus gaat hij van de ene mogelijkheid naar de andere, zonder rode draad: 12 ambachten, 13 ongelukken. Hij spreekt het nogal impliciet uit, maar hij heeft behoefte aan iemand die hem begrijpt en bij de hand neemt, op een manier waarop hij het gevoel heeft dat hij zelf de regie houdt. Een interventie begint met het opbouwen van een samenwerkingsrelatie. In dít geval gaat dat meer om vertrouwen, presentie, leiding en concrete resultaten dan om een uitgebreid zoekprofiel, loonwaarde, leerbaarheid en activering. Als we hem willen helpen, moeten we zelf een actieve rol nemen. Concrete resultaten zijn in eerste instantie belangrijker dan leerervaringen. Natuurlijk verwachten we van hem ook een actieve rol. Voordat we aan de slag gaan, zal hij daar zelf ‘ja’ tegen moeten zeggen. Dat vraagt veel vertrouwen van hem, want zelf zal hij niet altijd kunnen overzien waar hij ‘ja’ tegen zegt. Mochten we mis zitten met onze inschatting dan komen we daar snel genoeg achter. Weerstand, afhaken, verstarring en stagnatie zijn indicaties dat er iets niet goed gaat en er bijgestuurd moet worden.

Lessen uit deze casus

Wat praktische wijsheid lijkt in dit geval, is een recept voor ongelukken in andere gevallen. De belangrijkste les gaat over het belang van het vinden van de juiste interventielogica. In het geval van Jeffrey lijkt een goed startpunt te zijn om hem bij de hand te nemen. Niet omdat de situatie op verschillende levensgebieden daartoe zou noodzaken; maar omdat hij aan lijkt te geven dat hij zelf niet ziet hoe hij verder kan komen. Hij probeert erbij te horen, maar dat lukt hem op een normale manier niet goed. Hij heeft het via drugshandel geprobeerd op een alternatieve manier, en ook uit zijn laatste idee – dj worden – spreekt een ‘alternatieve’ ambitie. Maar zijn zelfredzaamheid om daar te komen ervaart hij als gering. Het afstemmen van de interventielogica op de cliënt heeft weinig te maken met de ‘objectieve’ situatie waarin iemand zit maar alles met hoe iemand zichzelf ziet en naar zijn situatie kijkt. Het lijkt logisch, maar het is verbazingwekkend hoe vaak dat misgaat (Spies 2020).

Een goed vertrekpunt voor samenwerking tussen professionals is het besef dat wat het probleem ook is, het altijd op minimaal vier manieren kan worden opgelost. Dat heeft weinig te maken met functie of specialisme. Een sterke interventielogica, waarin verschillende professionals hun rolopvattingen afstemmen op de manier waarop een cliënt naar zichzelf en zijn situatie kijkt, maakt het verschil tussen een schot hagel en een schot in de roos.

Kromhout, M., P. Van Echtelt & P. Feijten (2020). Sociaal domein op koers? Verwachtingen en resultaten van vijf jaar decentraal beleid. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.

Spies, H., S. Tan & M. Davelaar (2016). De jeugd maar geen toekomst? Naar een effectieve aanpak van sociale uitsluiting. Amsterdam, SWP.

Spies, H. (2020). Van kijken naar zien. Verslag van reflecties op 20 spreekkamergesprekken tussen klantmanagers en cliënten. http://www.inclusivate.nl/media-en-links

B.Wampold & Z.E.Imel (2015). The Great psychotherapy Debate. The evidence for what makes psychotherapy work. New York/Londen: Routledge

Dit artikel van Henk Spies verscheen eerder in Sozio 2, juni 2021

Geef een reactie